Vanaf 1 januari 2015 voert de gemeentelijke overheid nieuwe taken uit op het gebied van de WMO, jeugd en participatie. Vanwege het ontbreken van vergelijkingscijfers van de jaren daarvoor is een inschatting gemaakt van de te verwachten kosten. In de 2e Berap (= periodieke bestuur rapportage) was al een onderbesteding te zien voor de WMO en Jeugd. Uiteindelijk heeft dit geresulteerd in een onderbesteding van € 4,5 miljoen voor de WMO en € 700.000 voor de jeugd over het gehele jaar 2015. Volgens het college hebben alle gemeenten minstens 3 jaar nodig om volledig zicht en zekerheid te krijgen over de financiële prognoses in het sociale domein. Er is vooraf een inschatting gemaakt van de benodigde budgetten, waarbij immer het uitgangspunt is geweest dat onze inwoners de zorg ontvangen die zij nodig hebben. Nu blijkt dat dit met minder financiële middelen is gedaan dan vooraf werd berekend.
Is dat nu zo vreemd? Laten we een blik werpen op de landelijke situatie. Gemeenten houden 310 miljoen euro over op het WMO-budget. Dit bericht, gebaseerd op onderzoek onder 129 gemeenten, leidde tot veel kritiek en verontwaardiging over de onderbesteding. Volgens de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) is het overschot WMO verklaarbaar en gaat het zeker niet ‘verloren’. Daarbij is het goed een aantal zaken in het oog te houden.
Zoals gezegd: het beeld is gebaseerd op de antwoorden van 129 gemeenten. De officiële cijfers van alle gemeenten worden pas eind juni/juli bekend.
Als blijkt dat gemeenten geld overhouden is dat goed te verklaren. Gemeenten zagen zich gedwongen om voorzichtig te begroten:
• Lange tijd was er onduidelijkheid over het gemeentelijk budget, zelfs nog tot in 2015.
• Voor gemeenten was ook herhaaldelijk onzeker voor welke (en dus ook hoeveel) cliënten zij uiteindelijk verantwoordelijk zouden worden.
• De meeste bezuinigingen komen pas in de jaren na 2015 volledig tot gelding. Gemeenten die verstandig omgaan met de hen ter beschikking staande gelden kijken naar de langere termijn. Bovendien willen gemeenten niet elk jaar hun beleid ingrijpend hoeven aan te passen, waardoor inwoners ook niet meer weten waar zij aan toe zijn.
• Gemeenten moeten zorgen voor een sluitende begroting, zij mogen geen budgetten overschrijden en daarbij schulden maken.
In de raadsvergadering van afgelopen donderdag diende de PvdA naar aanleiding van de overschotten een motie in, gericht op het verruimen van het beleid en met terugwerkende kracht compenseren. De VVD behoorde tot een raadsmeerderheid die de motie afwees. Wij vinden dat het college een verstandige koers voert en daarbij de langere termijn niet uit het oog verliest. Reparaties van het huidige beleid zijn volgens ons dan ook niet aan de orde. De komende tijd kan wel benut worden om in beeld te brengen wat de oorzaken zijn van bijvoorbeeld zorgmijding. Daar is nu nog nauwelijks zicht op. Daarom hoort deze discussie bij de Verantwoordingsdag en de jaarstukken.
Ook de discussie over het zogenaamde 'oormerken' van geld steekt weer de kop op. De VVD vindt dat niet sec naar het WMO-budget moet worden gekeken, maar breed en integraal. Het gaat erom wat gemeenten doen om de burgers te laten participeren -de basisgedachte achter de decentralisaties. Dan moet je dus ook kijken naar wat we doen binnen het hele sociale domein, waaronder bijvoorbeeld sport en cultuur. De roep om budget te oormerken is dan ook een slecht idee. Als je dat doet neem je afscheid van de gedachte achter de decentralisatie. Daarnaast is het achterhaald om te redeneren vanuit het zorgbudget en niet vanuit de zorgbehoefte. Het gaat er om dat mensen de zorg krijgen die ze nodig hebben, niet dat iedere euro die voor de zorg is 'bestemd' ook aan de zorg wordt uitgegeven. Of het beleid 'sociaal' is beoordelen wij aan de hand van de bereikte effecten, niet aan de hand van of iedere beschikbare euro is uitgegeven. De zorgbehoefte is leidend, niet het zorgbudget.
Siem Gerritsen
Raadslid